De hand die mij leidt

       Fragment uit het verhaal :

Het is midden juli en een snikhete dag. Het is meer dan dertig graden en het zou verstikkend zijn als er niet dat kleine, zachte windje stond. Nu loop ik op het trottoir langs de huizen waar overal de ramen openstaan om toch maar wat koelte binnen te laten. En dat is òòk de reden dat ik naar buiten wilde. Door dat kleine zuchtje wind is het net wat aangenamer om buiten te zijn. Ik ben op weg naar een vriendin, Eline. Ze weet alleen nog niet dat ik kom, maar ik had gewoon een reden en een doel nodig om even naar buiten te gaan.
In huis is het benauwend warm en ik voel me er niet erg lekker door. Dat zoele vleugje wind is net genoeg om aangenaam te zijn. De straten waar ik doorheen kom, hebben gelukkig allemaal bomen en ik probeer zoveel mogelijk in hun schaduw te blijven. De zon is werkelijk heet op mijn blote huid als ik even uit de schaduw kom. Ik heb maar een dun, mouwloos zomerjurkje aan, vandaar.
Trachtend uit de zon te blijven, loop ik langzaam over de stoep langs de huizen, met een gevoel dat ik weer adem kan halen. Ik heb me niet ingesmeerd met zonnebrandcrème. Achteraf niet zo verstandig misschien, maar ik vind het zo vies! Het plakt en je kleding komt eronder te zitten. Nee bah… niets voor mij…
Dus doe ik nu vreselijk mijn best om zoveel mogelijk in de schaduw te blijven. En dan is het best uit te houden. De stoep straalt wel wat warmte terug, maar de schaduw van de bomen verzacht dat toch weer een beetje.
Al lopend kijk ik om me heen. Ik ben dus niet de enige die het binnen te heet vind.
Zo lopende over de stoep kom ik langs al die ramen, iedere keer als ik zo’n open raam passeer, komen er geluiden naar buiten. Nu passeer ik een raam met klassieke muziek. Er komt een mooie vioolmelodie naar buiten zweven. Het lijkt wel of hij zingt. Ik krijg er een blij gevoel van en heb bijna de neiging om te gaan huppelen. Stiekem lachend om mezelf loop ik langzaam verder. Wat ben ik toch een malle griet, bedenk ik me. De melodie ken ik niet, toch probeer ik hem mee te neuriën. Natuurlijk ga ik lekker de mist in, maar dat hindert niks. Niemand die het hoort en niemand die zich eraan stoort.
Met een blij gevoel loop ik verder, tot er weer een volgend raam openstaat.
Daar komen stampende beats naar buiten denderen. Oeps… wat een tegenstelling met het vorige raam. Ik voel ze onder in mijn buik resoneren. En ga wat harder lopen, want ik houd niet zo van beats. Mijn gevoel voor muziek gaat meer uit naar harmonische en filmmuziek, waar een verhaal in zit. Vaak zie ik, zonder de film te hebben gezien, toch een verhaal voor me, alleen al door de muziek. Het is een gave als je door middel van noten op een notenbalk een beeld op kunt roepen. Mooi is dat. Ik mijmer er nog even over door, terwijl ik langzaam verder loop. Elk raam vertelt me zo zijn eigen verhaal, bedenk ik me. Leuk is dat. Ik word er blij van!
Ik voel dat nog eens bevestigd als ik uit het volgende raam geluiden van een stofzuiger en ruziënde kinderen hoor komen. Dan een stem die de kinderen vermaant om op te houden met ruziemaken: ‘Ga maar buiten spelen,’ hoor ik de moeder nog net zeggen voor ik het raam voorbij ben en het volgende nader, waar hele lieflijke tonen mijn oor strelen. Onwillekeurig houd ik mijn pas in en loop heel langzaam door. Het klinkt zo vertederend. Ik hoor een heel jong kinderstemmetje een liedje zingen over een olifantje dat zijn moeder niet los moet laten in het bos. Waarschijnlijk op school geleerd. Het is een heel lief, zuiver stemmetje. Ik gluur naar binnen en zie inderdaad een klein meisje met donkere krulletjes op de grond met blokken spelen en ondertussen zingt ze dat hele lieve liedje. Ik loop heel langzaam om het hele liedje uit te kunnen horen. Oh, wat schattig, denk ik.
Nog nagenietend loop ik langzaam verder…

En dan scheurt een hele kwaaie mannenstem al die fijne gevoelens aan flarden. Het is een man die iemand uit staat te schelden, met zulke grove bewoordingen, dat ik er hevig van schri…
Eerst wil ik er heel snel voorbijlopen, maar als ik dan toch naar binnen kijk, zie ik een hele kwaaie, brede rug met een opgeheven arm. En er tegenover een heel bang gezicht van een tengere, jonge vrouw met een smal snuitje en lange, blonde, sluike haren, helemaal in elkaar gedoken met de armen opgeheven om de klap af te weren.
Ik loop snel verder, bijna bang om hemzelf tegenover me te krijgen. Maar me tegelijk ook schamend dat ik dit heb gezien. Je gluurt niet bij mensen naar binnen, is me altijd geleerd. Dat is niet netjes. Maar dit ging vanzelf. Al mijn plezierige gedachten zijn weg. Mijn hele blije stemming is in één klap kapotgeslagen. Had ik maar niet moeten kijken. Het is je eigen schuld, zeg ik tegen mezelf. Maar dat plaatje laat me niet meer los. Het doet een beroep op mijn rechtvaardigheidsgevoel en blijft de verdere weg aan me knagen. Ik hoor niets meer van de daaropvolgende ramen, waar toch echt weer leuke en gezellige geluiden tot me komen. Kinderen die spelen en een vrouw die meezingt met de radio. Ik neem het waar, maar beleef het niet meer. Ik ben in gedachten en zie de situatie nog steeds op mijn netvlies gebrand staan. Stom van me om naar binnen te kijken, je doet…


Terug